Leven in liefde, niet in angst

Demonstranten buiten de rechtbank houden papieren vast met leuzen voor vrijlating van de Badinan-gevangenen.

door Rebekah Dowling

Gedurende het afgelopen jaar heeft ons team in Iraaks-Koerdistan 81 activisten uit de regio Badinan begeleid.  Zij zijn gevangen gezet op beschuldiging van spionage en sabotage omdat ze zich hebben uitgesproken tegen de regering. Ik word dagelijks geïnspireerd door deze activisten die onder onvoorstelbaar lijden toch dapper doorgaan met een leven in liefde.

Jaren geleden las ik het boek 1984 van George Orwell; een roman waarvan de personages me lang zijn bijgebleven vanwege de snelheid waarmee vrienden en familieleden zich tegen elkaar konden keren als informanten voor de regering. De buurman van Winston wordt door zijn eigen kinderen aangegeven bij de gedachtepolitie. Winston zelf leeft in een voortdurende angst voor al zijn kennissen en wordt uiteindelijk verraden, en verraadt zelf op zijn beurt mensen om hem heen. Dit verhaal is niet alleen een afschildering van Sovjet Rusland, en het is niet een situatie die beperkt blijft tot fascistische of communistische regeringen. Als je een tijdje hebt doorgebracht in vredes- of milieubewegingen in westerse landen, ben je vast de algemene paranoïde angst voor undercover agenten die zich voordoen als nieuwkomers wel tegengekomen, gebaseerd op ervaringen dat deze infiltratietechniek daadwerkelijk is toegepast.

Om transformatieve relaties op te bouwen en een raamwerk van liefde na te leven in plaats van een van angst, moeten we deze realiteit afwegen tegen een weigering om het onderspit te delven aan het pijnlijk en vervreemdend wantrouwen van vreemdelingen en vrienden. De activisten uit Badinan laten ons de kracht van vertrouwen zien in het weerstaan van een gewelddadig en onderdrukkend systeem.

Het eerste proces dat ik bijwoonde was op 12 juli. Net zoals bij meerdere andere rechtszaken betreffende Badinan, vielen de beschuldigingen de rechtbanken tegen Masoud Ali, Sherwan Taha, Karger Abas en Bandawar Ayoub onder Artikel 156 of Wet Nr. 111 (1969) van het Iraaks strafrecht. Ze werden beschuldigd van 'daden die schadelijk zijn voor de veiligheid, stabiliteit en soevereiniteit van de Koerdische Regio van Irak'. Het bewijs tegen hen bestond uit de getuigenverklaringen van vijf van hun vrienden en mede-activisten.

Ik kan me niet voorstellen hoe dat moet hebben gevoeld toen ze in die kleine kooi in de rechtbank stonden. Na bijna een jaar in de gevangenis, waar ze werden bedreigd, uitgehongerd en verstoken bleven van contact met hun familie en advocaten, stonden ze eindelijk voor een rechter. Misschien hadden ze nog een sprankje hoop dat er gerechtigheid zou geschieden en dat ze eindelijk in vrijheid gesteld zouden worden. Maar toen riep de aanklager de eerste getuige á charge op en dat was hun vriend, hun medegevangene. Zij hadden hetzelfde lijden ondergaan en dezelfde intimidatie om een bekentenis te ondertekenen, en ze moeten zich hebben afgevraagd of hun vriend was bezweken onder de druk.

De rechter las de beschuldigingen en de getuigenverklaringen die de onderzoekers hem hadden gegeven voor. Deze bevatten serieuze plannen om wapens te verzamelen voor een gewapende groep, informatie te overhandigen aan vreemde mogendheden en het plan om twee leden van een politieke partij te vermoorden. Omdat de advocaten de activisten niet hebben kunnen bezoeken voor de rechtszaak, is het onduidelijk of ze wisten dat ze van deze dingen beschuldigd zouden worden. Misschien hebben ze uit hun eigen ondervragingen door de veiligheidstroepen, of gesprekken die zij hebben gehad met andere vrienden die beschuldigd werden, een beetje informatie kunnen putten.

De getuige kwam de zaal binnen, met zijn gezicht naar de rechter en hij keek weg van zijn vrienden in hun kleine kooi. Hij was geboeid en had veel gewicht verloren; veel vrienden zouden moeite hebben gehad om hem te herkennen. Ze verkeren allemaal in deze toestand. Ze zijn grijs geworden en hun kleding zit om hun middel gesjord om afzakken te voorkomen. Ze hebben geleden en van een deel daarvan konden we het fysieke bewijs zien. Maar de getuige stond fier rechtop. Zijn naam is Sleman Musa, en de volgende dag moest hij zelf voor de rechters verschijnen. Hij is een bachelor in de rechten en geschiedenis, en hij was vier jaar lang hoofd van een school in Akre. Hij heeft een vrouw en zes kinderen die thuis op hem wachten.

Hij stond in de rechtszaal, terwijl buiten familie samenkwamen en schreeuwden om de vrijlating van de activisten uit Badinan. Elke keer als er een gevangene door de deur kwam kon je hun geschreeuw horen. “Azadi, Azadi!” Binnen waren er parlementariërs en internationale waarnemers die er niet in geslaagd waren zijn vrijlating te bewerkstelligen, vrienden die samen in een kooi stonden, drie rechters die behoorden tot de politieke partij die hem hadden gearresteerd, en veiligheidsagenten met Kalasjnikovs. Hij moet veel moed gehad hebben om zijn verklaring af te leggen, maar hij sprak die met kracht en vertrouwen uit: “Ik ben geen getuige tegen deze mensen. Ze zijn geen misdadigers. Ik ken drie van hen persoonlijk en zij maakten zover ik weet geen deel uit van een criminele groep.”

Eén voor één werden de andere vier getuigen binnengebracht en hun verklaringen waren net zo krachtig. Ondanks de dreigementen tegen henzelf en hun gezinnen, en ondanks dat ze wisten dat ze waarschijnlijk zes jaar de gevangenis in zouden draaien, weigerden ze toe te geven aan de angst. Ze kozen ervoor om in liefde te leven, en vrijheid en waarheid te verdedigen.

Voordat ze vorig jaar werden gearresteerd in een brede actie tegen de vrijheid van meningsuiting, kenden veel van deze gevangenen elkaar amper. Maar ze hebben het samen volgehouden - ze hebben voor elkaar gevochten dwars door hongerstakingen en gerechtelijke verklaringen heen, en smokkelden informatie naar buiten. Ze hebben zelfs hun tijd in de gevangenis gebruikt om andere gevangenen, die geen deel uitmaakte van de 81, te verdedigen en verhalen bekend te maken van onbeschrijfelijke onderdrukking.

Door de kracht van de activisten uit Badinan weten we dat het verhaal van 1984 niet het onvermijdelijke verhaal is van de mensheid onder druk. We kunnen nog steeds liefde verkiezen boven de angst.

Vorige
Vorige

Thanksgiving bij de Gidimt’en

Volgende
Volgende

CPT sluit zich aan bij coalitie ‘not on our border watch’