Colombia: Soldaten van het Colombiaanse leger verkrachten en inheems meisje

La Malinche, uit het blog van Stephanie Monique, een Mexicaanse Mestiza vrouw

La Malinche, uit het blog van Stephanie Monique, een Mexicaanse Mestiza vrouw

Colombia is in shock na het bericht dat zeven soldaten van het nationale leger een elfjarig inheems meisje hebben verkracht. Het kind is lid van de Embera Katio-natie en woont in het Gitó Dokabú Reservaat, dat ligt tussen Chocó en het West-Andesgebergte. De publieke verontwaardiging over deze zaak heeft de aandacht gevestigd op andere aanrandingen die in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden, maar die nu pas openbaar zijn gemaakt. Het seksueel misbruik van een kind is iets dat onder alle omstandigheden pijn en woede veroorzaakt. Als deze aanval door slechts één lid van de staatsmacht was gepleegd zou dat onze woede hebben verergerd. Maar het feit dat deze verkrachting niet door één, maar door zeven leden van het leger is gepleegd, drijft de woede van het Colombiaanse volk tot het uiterste. Ik ben van mening dat deze situatie, afgezien van de verontwaardiging die door deze vreselijke misdaad wordt opgewekt, de meest gevoelige zenuwen van de natie raakt vanwege onze collectieve ervaring en geschiedenis.

Je kunt een verband leggen tussen het verkrachte meisje van de Embera Katio en de symbolische moeder van het hele Mestiza-volk. Deze constatering is gebaseerd op de gewelddadige geschiedenis van de mestizaje. Alle mestizos zijn hijos de la chingada (kinderen van haar die verkracht werd). Het archetype van onze moeder is La Malinche, een Nahuatl-moeder die werd ontvoerd door de Spanjaarden, om te dienen als tolk tijdens de verovering van het Azteekse rijk, en seksueel werd misbruikt door vele leden van die moorddadige bende. Aan de andere kant staat het archetype van onze vader, de Spaanse conquistador (veroveraar), een man die door zijn militaire en technologische bekwaamheid wordt aangemoedigd, ook al bestond zijn echte kracht niet uit zijn verwaande superioriteit, maar uit zijn virussen. Zonder enige beperking in zijn gezag en verantwoordelijkheid, handelt onze symbolische vader naar eigen goeddunken. Als het hem uitkomt, erkent hij zijn mestizo-bastaarden en komt het hem niet uit dan ontkent hij hen en laat hij hen in de steek. Het Embera Katio-meisje, dat onbedaarlijk huilend werd gevonden naast een kreek, werd gedwongen om La Llorona te worden, een ander archetype net als La Malinche. Volgens de Latijns-Amerikaanse mythologie waart La Llorona rond op de oevers van de rivier met de klaagzang “Waar zijn mijn kinderen?” – de kinderen die La Malinche werden ontnomen door de conquistadores, omdat een inheemse moeder niet goed genoeg was om de nakomelingen van de blanke Spaanse Europeanen op te voeden. Wij, de mestiezen, zijn de bastaardkinderen van de Spanjaarden en de verkrachte inheemse vrouwen, die de Europeanen niet wilden accepteren. Wij zijn een volk zonder identiteit, omdat we niet weten wie we zijn, niet durven te accepteren wie we zijn, en daarom niet weten waar we naartoe gaan. We schamen ons voor onze inheemse moeder en we zijn met angstig verlangen op zoek naar de goedkeuring van onze vader. We zijn trots op onze Spaanse afkomst, die op niets anders rust dan een leger van verkrachters. We streven naar een onbereikbare witheid, proberen altijd te lijken op die Europese vader die ons heeft afgewezen, proberen zijn talen perfect te spreken, zijn cultuur en manieren te kopiëren, deel te nemen aan zijn economie, enz. Octavio Paz waarschuwde ons vele jaren geleden dat we, als we onze identiteitscrisis niet oplossen, verdwaald zullen blijven in het labyrint van eenzaamheid.

Het Embera Katio-meisje werd verkracht door zeven soldaten van het nationale leger, leden van het Tweede Buitre (Gier) Peloton – en dat is niet ironisch bedoeld, het is de echte naam van het peloton. De gieren waren het eten van kadavers zat en besprongen in een zwerm het pas elfjarige meisje. Deze soldaten verschillen niet veel van onze symbolische vaders, die mannen die meer dan 500 jaar geleden uit Europa zijn gekomen. Beiden staan voor de onderdrukkende instellingen, soldaten die door oorlog, de invasie van inheemse gebieden en hun destructieve missie zijn omgevormd tot kwaadaardige creaturen. Beiden komen uit de verarmde klasse van hun respectievelijke naties, maar in plaats van een klasse-geweten te ontwikkelen dat hen inspireert om de situatie van de hele mensheid te verbeteren, hebben ze zichzelf verkocht aan de machthebbers en hun kracht gebruikt om andere mensen, net zo of nog berooider dan zijzelf, te onderdrukken: inheemsen, Afro-Colombianen, boeren, arbeiders, studenten, enz. Om Violeta Parra te parafraseren: “Arauco heeft een verdriet / duisterder dan zijn lendendoek / het zijn niet langer de Spanjaarden / die hen laten huilen / nu zijn zij [Colombianen] zelf / degenen die hun brood stelen”.

We vragen ons allemaal in een staat van collectieve verontwaardiging af, wat er met de soldaten gaat gebeuren. De regering die hen stuurt om een oorlog te voeren die alleen gunstig is voor degenen die eraan verdienen, staat voor een dilemma. Aan de ene kant vertegenwoordigen de soldaten een belangrijke staatsinstelling die, ondanks de verkrachtingen buitengerechtelijke executies of ‘falsos positivos’, het doden van kinderen, medeplichtigheid met paramilitairen bij het aanrichten van bloedbaden en het uitvoeren van gedwongen verhuizingen, associatie met drugskartels, het illegaal aftappen van politieke tegenstanders en kritische journalisten, executies van vakbondsleiders, en allerlei andere illegale acties, meer dan 13% van de nationale begroting voor 2020 blijft ontvangen, het equivalent van 35.700.000.000.000 Colombiaanse pesos (ruim 8,2 miljard euro).

Aan de andere kant heeft de regerende politieke partij onlangs in het Congres en initiatief goedgekeurd om de nationale grondwet te wijzigen om levenslange gevangenisstraffen af te kunnen dwingen. Het oorspronkelijke wetsvoorstel was strenger, het streefde naar de uitvoering van doodvonnissen in geval van verkrachting van en moord op kinderen. Ik sta het niet achter dit standpunt, maar als ze consequent waren, zouden ze levenslange gevangenisstraf of de doodstraf eisen voor de zeven soldaten die het meisje hebben verkracht. Dit vonnis was echter niet hun antwoord. Alles lijkt erop te wijzen dat de regering en haar politieke partij zich in de tegengestelde richtingen bewegen, maar in feite vullen ze elkaar aan. De politieke partij van de regering stelt dat de aanval op het meisje allemaal bedrog was gericht tegen het Nationale Leger, dat het meisje verkracht wilde worden, dat ze door haar moeder verkocht was, en allerlei andere gemene leugens om de strijdkrachten te verontschuldigen. De president heeft de mediashow opgevoerd waarin hij vraagt om een straf die nog niet is geregeld en dus in strijd is met de grondwet, terwijl de aanklager een aanklacht tegen de militaire verkrachters heeft ingediend wegens ‘misbruik van vleselijke toegang’ en niet wegens ‘gewelddadige vleselijke toegang’. Alsof het niet gewelddadig is wanneer zeven gewapende mannen, die de staat vertegenwoordigen, een kind verkrachten dat behoort tot een inheemse natie die binnen het gewapende conflict al herhaaldelijk het doelwit is geweest van meerdere partijen, waaronder het leger. De regering en haar politieke partij proberen de huid van de soldaten te redden, terwijl ze prediken dat ze geen tolerantie voor dit soort misdrijven hebben. Hoewel ik ervan overtuigd ben dat ze niet zouden aarzelen om de zeven ‘rotte appels’ op te offeren om de reputatie te redden van een instelling die zelf de oorzaak is van de verrotting die haar leden aantast.

De Embera Katio-volk en andere inheemse volkeren in Colombia vragen niet om levenslange gevangenisstraffen voor de zeven militaire verkrachters. Die gerechtelijke godslastering is de uitvinding van de regering die het Colombiaanse volk verleid met de kleur van bloed, die alles heeft gedaan wat in haar macht ligt om elk vredesinitiatief te saboteren en de oorlog waren onder we al meer dan zeven decennia zuchten te intensiveren. Als inheems volk verwachten de Embera Katio dat hun soevereiniteit wordt gerespecteerd; ze eisen dat de regering de zeven soldaten overleveren aan hun inheemse rechtbank, die zal oordelen en een straf en reinigingsrituelen zal uitvoeren om de wonden te helen die deze vreselijke daad in de gemeenschap heeft achtergelaten. Nadat ze het inheemse recht hebben toegepast, kunnen de verkrachters worden veroordeeld door het gewone recht, hopelijk met dezelfde nadruk op de genezing die inheemse mensen erkennen als een noodzakelijke stap om zich met het leven te verzoenen.

De strijdkrachten en andere illegale gewapende groepen zijn niet welkom in de inheemse gebieden, net zoals de binnenvallende legers die hun land hebben afgepakt, te beginnen met de Spaanse verovering, niet welkom waren. De niet-inheemse Colombianen zouden zich moeten scharen achter de benadering van de Embera Katio van deze strijdkrachten en onze verontwaardiging moeten transformeren om de soevereiniteit van de inheemse naties te ondersteunen. Die transformatie zou een stap kunnen zijn naar verzoening met onze identiteit en naar het vinden van een uitweg uit ons labyrint van eenzaamheid.

Vorige
Vorige

Lesbos: Het mes was niet het enige moordwapen

Volgende
Volgende

Actie: Ondersteun de landverdedigers op 1492 Land Back Lane