Rapport over de rechtszaak van de VIAL 15

Lesbos 1.jpg

De criminalisering van migratie en migranten is een grondslag geworden van het Griekse en Europese 'migratiemanagement'. Vele zwarte bladzijden zijn op de muren van de rechtszalen geschreven. Daarom is het van cruciaal belang dat er waarnemers zijn bij de processen om procedures te vergelijken en onregelmatigheden, onrechtvaardigheden en schendingen van nationale en internationale wetten aan het licht te brengen. De aanwezigheid van waarnemers biedt de beklaagden ook morele steun en basisbehoeften, en laat rechters, aanklagers en politie weten dat ze in de gaten worden gehouden, waardoor de kans toeneemt dat de beschuldigden een eerlijk proces krijgen. Hierom was AMS aanwezig bij het proces van vijftien jonge mannen, bekend als de VIAL 15, die beschuldigd worden van het in brand steken van het VIAL-kamp op het eiland Chios.

Het jaar 2020 werd gekenmerkt door opstanden en rellen van migranten met grootschalige vernieling van kampen en detentiecentra op de eilanden in de Egeïsche Zee en op het Griekse vasteland, als reactie op de Covid-19-pandemie die de situatie voor migranten in de detentiecentra verergerde. De kampen op Chios (18 april), Lesbos (8 september) en Samos (15 september), die onder het voorwendsel van de lockdown vanwege Covid-19 vrijwel in gevangenissen waren veranderd, werden door brand verwoest.

Op dinsdag 22 juni 2021, slechts een paar dagen na de veroordeling van de zes van Moria, begon er een ander proces over brandstichting en vernieling in een detentiecentrum. Deze keer betrof de aanklacht het Reception and Identification Centre (RIC - Opvang- en Identificatiecentrum) op het eiland Chios, dat bekend staat onder de naam VIAL. Er werden door verschillende politieagenten op verschillende momenten vijftien mannen van verschillende nationaliteiten gearresteerd op beschuldiging van brandstichting en vernieling. Het proces vond plaats in het gerechtshof van Mytilene (Lesbos) en duurde drie dagen (22, 23 en 29 juni).

Tijdslijn van de gebeurtenissen

De uitbraak van de Covid-19-pandemie maakte de al slechte situatie in alle immigratiedetentiecentra nog erger. In de centra zelf werden geen maatregelen genomen om de gezondheid te beschermen en de verspreiding van het virus tegen te gaan, en de voorwaarden van de lockdown beperkten de mobiliteit en de mogelijkheid van de migranten om te vertrekken nog verder, waardoor het isolement verergerde. In april 2020 werd een Iraakse vrouw vanuit het VIAL-kamp op Chios met ernstige gezondheidsproblemen en koorts naar het ziekenhuis gebracht en vervolgens teruggebracht naar het kamp waar ze op 18 april 2020 zonder duidelijke diagnose stierf. De migranten in het kamp geloofden echter dat de vrouw stierf aan Covid-19. Er braken rellen uit in reactie op de dood van de vrouw en in protest tegen de erbarmelijke omstandigheden waarin ze gevangen zaten, waardoor het leven van iedereen die daar woonde in gevaar werd gebracht. De brandstichtingen vonden plaats in dezelfde nacht.

 

De arrestaties, ondervragingen en het proces

Tijdens de rellen werden een politieauto, een kantine, containers op het terrein van de European Asylum Support Office (EASO - Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken) en een grote tent die Rubb Hall werd genoemd, verwoest. De politiemacht viel de menigte aan met chemische sprays om de mensen uiteen te drijven. Er raakten geen agenten of migranten gewond. In de dagen daarna probeerde de politie de verantwoordelijkheid voor de schade aan individuele mensen toe te schrijven. Omdat de rellen 's nachts plaats hadden gevonden, met slecht zicht, en vele aanwezigen hun gezichten hadden bedekt, was identificatie vrijwel onmogelijk.

Tijdens de rellen verrichtte de politie geen arrestaties. De arrestaties volgden twee dagen later en werden binnen twintig dagen afgerond. De enige politieagent die de gezichten van de verdachten identificeerde, zei dat hij hen had herkend uit een dossier in het veiligheidscommissariaat van Chios. De beschuldigde migranten getuigden op hun beurt dat de arrestaties alleen gegrond waren op het feit dat zij in een gedeelte van het kamp woonden waar alleen maar ongetrouwde mannen zaten, en dat er geen ander bewijs tegen hen was. 

Lesbos 2.jpg

 Tijdens het verhoor begrepen sommige verdachten niet wat er gebeurde omdat de tolk hun dialect niet sprak en daarom waren hun verklaringen onnauwkeurig.

Na het verhoor werden de beklaagden in hechtenis genomen en gezamenlijk voor een juryrechtbank gebracht op beschuldiging van:

  1. brandstichting met het in gevaar brengen van mensenlevens (misdrijf) en vernieling van eigendommen

  2. het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan politieagenten 

  3. het met geweld belemmeren van politiewerk 

  4. vernieling van openbare eigendommen 

  5. ordeverstoring 

  6. deelname aan een criminele organisatie

Een van de verdachten werd tevens beschuldigd van het dragen van een wapen, omdat er tijdens zijn arrestatie een mes werd gevonden in zijn tent.

 Het proces begon op 22 juni 2021 in een rechtszaal die volgens de verdediging te klein was. De rechters gingen mee in hun bezwaar en het proces werd de volgende dag voortgezet in een grotere rechtszaal. Van de 15 beklaagden woonden slechts 14 het proces bij, omdat een van hen aan arrestatie was ontkomen. Op de tweede dag van het proces accepteerde de rechtbank de bezwaren van de verdediging dat een van de 14 beklaagden minderjarig was en op een later tijdstip door een jeugdrechtbank berecht zou moeten worden. Tot die rechtszaak is hij onder voorwaarden vrijgelaten.

Tegen de tijd dat de rechtbank zijn status als minderjarige erkende, had de jongen al 14 maanden lang als volwassene in voorarrest gezeten, waarmee de maximale wettelijke voorlopige hechtenis voor minderjarigen van zes maanden werd overschreden.

 Het proces ging door met 13 verdachten. Zoals hierboven genoemd, was er slechts één getuige die beweerde de gezichten van de verdachten te hebben herkend. Het proces waarmee deze getuige de verdachten identificeerde was problematisch: het was in feite niet eens een identificatie.

Terwijl de rechter de namen van de beklaagden opnoemde, stak elk van hen zijn hand op wanneer zijn naam werd afgeroepen in het bijzijn van de getuige van de aanklager, die dan bevestigde dat hij hem herkende. Op deze manier 'identificeerde' hij negen van de dertien verdachten.

Na dit identificatieproces verklaarde getuige van de aanklager dat verdachten zich als groep hadden gedragen, terwijl ze voorwerpen en stenen naar de politie gooiden. Hij had niemand vuur zien maken of brandende voorwerpen zien gooien. Daarom verviel de meest ernstige beschuldiging van brandstichting, een misdrijf. De daaropvolgende getuigen van de aanklager identificeerden geen van de verdachten, en hun verklaringen over de gebeurtenissen bevatten tegenstrijdigheden en spraken die van anderen getuigen tegen.

De getuige die de andere vier van de dertien beklaagden had geïdentificeerd, verscheen niet in de rechtbank. Diens verklaring werd hardop voorgelezen in de rechtszaal, maar werd ongegrond verklaard door zowel de aanklager als de voorzitter van de rechtbank, omdat de getuige niet in de rechtszaal was verschenen om bevraagd te worden door de rechters, aanklager en verdediging, zoals wettelijk vereist.

Deze beslissing leidde tot de vrijspraak op alle punten voor deze vier verdachten. De overige negen werden niet-schuldig bevonden aan brandstichting met het in gevaar brengen van menselijk leven, vernieling van eigendommen, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan politieagenten, en deelname aan een criminele organisatie. Maar ze werden wel schuldig bevonden aan het met geweld belemmeren van politiewerk en ordeverstoring. Een van de negen werd ook schuldig bevonden aan het beschadigen van eigendommen met vuur (een vergrijp) en een ander aan het dragen van een wapen.

Omdat ze al 14 maanden in hechtenis hadden gezeten, werden ze allemaal onder beperkende voorwaarden vrijgelaten en kregen ze een boete van € 600.

 Vergelijkende analyse van de procedures en uitspraken

AMS heeft vele processen onder vergelijkbare omstandigheden geobserveerd. In het bijzonder het recente proces in Chios van de zes van Moria wegens brandstichting in kamp Moria. Als we deze twee processen met vergelijkbare beschuldigingen (het misdrijf van brandstichting), context (rellen in een detentiecentrum tijdens een lockdown om gezondheidsredenen) en hoeveelheid bewijs naast elkaar leggen, komen twee verschillende en tegenstrijdige resultaten naar boven: in het ene geval een veroordeling voor brandstichting zonder erkenning van enige verzachtende omstandigheden, en in een ander geval een vrijspraak.

 

Over de procedure:

In het proces van de VIAL 15 werd voldoende tijd en ruimte gegeven om zowel de getuigen à charge als de getuigen à decharge te laten ondervragen door de rechtbank, de aanklager en de verdediging, om licht te werpen op de gebeurtenissen die plaatsvonden op 18 april 2020 in kamp VIAL.

Daarnaast was er een adequate vertaling voor de beklaagden; deze had echter veel beter gekund, zodat de beklaagden actiever hadden kunnen deelnemen in hun eigen proces.

Bij het proces van de zes van Moria werd waarnemers en journalisten de toegang tot de rechtszaal ontzegd onder het voorwendsel van Covid-19-maatregelen. In de zaak van de VIAL 15 mochten twee waarnemers de rechtszaal binnen, zij het onder zeer streng toezicht van de politie.

 

Over de uitspraken:

In de zaak van de zes van Moria, overlegden advocaten documenten waaruit bleek dat drie van de vier beklaagden op het moment van hun arrestatie minderjarig waren. De documenten die hun bezwaar tegen de procedure onderbouwden, werden volstrekt willekeurig afgewezen en de jongens werden als volwassenen berecht en veroordeeld. Zelfs de verzachtende omstandigheid dat zij de puberleeftijd net voorbij waren, werd door de rechtbank verworpen. In de zaak van de VIAL 15 overlegde de verdediging soortgelijke documenten en een van de beklaagden werd als minderjarige erkend en verwezen naar de jeugdrechtbank.

Misschien was het meest belangrijke verschil tussen de twee rechtszaken wel dat de verklaring van de getuige à charge die vier van de VIAL 15-verdachten identificeerde, ongegrond werd verklaard omdat deze niet kwam opdagen in de rechtbank. Dit was niet het geval in het proces van de zes van Moria, waar de verklaring van de belangrijkste getuige à charge die beweerde de verdachten geïdentificeerd te hebben, werd geaccepteerd, hoewel deze niet in de rechtszaal verscheen zoals wettelijk vereist. Dit bezegelde in feite de veroordeling. Het is duidelijk dat de toepassing van fundamentele wettelijke waarborgen willekeurig en naar goeddunken van de voorzitter van de rechtbank en de openbare aanklagers is.

 Conclusie:

de observatie van strafprocessen in de rechtszaal toont aan dat wetten naar willekeur van de rechtbank worden toegepast. Het systeem van rechtspraak is ongelijk en onvoorspelbaar. Verdedigers van migranten moeten voortdurend vechten voor een eerlijk proces en advocaten en solidariteitsgroepen die hen steunen worden geconfronteerd met hun eigen obstakels. We hopen dat het voorbeeld van de VIAL 15 zal worden gebruikt in het hoger beroep van de zes van Moria en dat zij een eerlijk proces krijgen dat het onrecht dat hen is aangedaan rechttrekt. Tot die tijd blijven we op alle mogelijke manieren doorgaan met het eisen van gelijke rechten voor iedereen, in de wetenschap van hoe ver we moeten gaan.


[Διαβάστε στα ελληνικά] (Grieks) / [Türkçe okuyun] (Turks)

Vorige
Vorige

Rechtszaken tegen de activisten uit Badinan

Volgende
Volgende

Wij kijken mee